foto1

Statuten van de Vereniging Raad van Kerken Arnhem

gevestigd te Arnhem, zoals vastgesteld in de vergadering van de Raad van Kerken op
 20 februari 1996 en zoals eerder vastgesteld op 30 januari 1970

 

Naam van de vereniging.

Artikel 1
.

De vereniging draagt de naam Raad van Kerken Arnhem, hierna te noemen "de Raad" en is gevestigd te Arnhem.

Doel en middelen

Artikel 2.

1. De Raad stelt zich ten doel een samenwerkingsverband te zijn van plaatselijke christelijke kerken en geloofsgemeenschappen.
Hij belijdt Jezus Christus als Heer, en respecteert de uitwerking van dit belijden in de onderscheiden kerkelijke tradities.

2. De in de Raad vertegenwoordigde kerken en geloofsgemeenschappen willen, in getuigenis en dienst, hun gemeenschappelijke roeping vervullen door:
a. meer eenheid en samenwerking tot stand te brengen tussen de christelijke kerken en geloofsgemeenschappen in Arnhem;
b. de aanwezigheid van het christelijk geloof in de eigen stad gestalte te geven, met name ook door betrokkenheid bij de eigentijdse samenleving.
c. kennis te nemen van wat er leeft in de nationale en internationale oecumenische beweging, en aan de orde te stellen wat daarvan voor kerk en samenleving in Arnhem van belang is.

    Artikel 3.

             De Raad tracht het bereiken van dit doel te bevorderen:
              a. een gezamenlijke bezinning en studie rondom vragen van geloofsbelijdenis en geloofspraktijk;
              b. het houden van gemeenschappelijke vergaderingen;
              c het gezamenlijk uitvoeren van taken ten dienste van de samenleving, waar mogelijk tezamen met        anderen.           

    Het lidmaatschap.

    Artikel 4.

    1. Alle in Arnhem gevestigde christelijke kerken en geloofsgemeenschappen kunnen in de Raad vertegenwoordigd zijn, indien ze de in artikel 2 geformuleerde uitgangspunten en doelstellingen onderschrijven.

    2. Ieder van de deelnemende kerken en geloofsgemeenschappen, verder te noemen de leden, vaardigen elk ten hoogste vier afgevaardigden, met een algemeen mandaat. naar de Raad af.

    Per lid dient tenminste één van de afgevaardigden deel uit te maken van het bestuurscollege van en/of voorganger te zijn bij het betreffende lid.

    Gestreefd dient te naar een gelijke vertegenwoordiging door vrouwen en mannen.

    3. De zittingsduur van de afgevaardigden is vijf jaar.

    4. Personen met bijzondere kennis of ervaring op een van de werkterreinen van de Raad, kunnen tot adviseren lid worden benoemd.

      Het bestuur.

      Artikel 5.

      1. De Raad kiest uit zijn midden een bestuur van ten minste vijf personen, met een zo breed mogelijke spreiding over de aangesloten kerken en kerkelijke gemeenschappen.

      2. In dit bestuur benoemt de Raad, een voorzitter, een secretaris en een penningmeester. Zij vervullen deze taken zowel binnen het bestuur als in de Raad als geheel.

      3. Ten hoogste twee adviserende leden van de Raad kunnen zitting hebben in het bestuur, echter niet als voorzitter.

      4. De leden van het bestuur hebben zitting voor vijf jaar. Aan het begin van elk kalenderjaar treedt, volgens een op te stellen rooster, telkens één lid af. Aftredende leden zijn eenmaal terstond herkiesbaar.

      5. Personen die in een tussentijdse vacature zijn benoemd nemen in het rooster van aftreden de plaats in van hun voorgang(st)ees.

      6. Het dagelijks bestuur wordt gevormd door de voorzitter, secretaris en penningmeester.

      7. De vereniging wordt in en buiten recht vertegenwoordigd door de voorzitter en de secretaris, dan wel bij hun verhindering door hun door het bestuur aangewezen plaatsvervangers.

        Werkwijze en besluitvorming.

        Artikel 6.

        1. Het zittingsjaar van de Raad is gelijk aan het kalenderjaar.

        2. De Raad vergadert in beginsel maandelijks, en ten minste zes maal per jaar.

        3. Tijdens een vergadering in de eerste drie maanden van het jaar worden behandeld:

        a. het jaarverslag van de secretaris, waarin opgenomen een verslag over de werkzaamheden van de in artikel 6 genoemde commissies;

        b. het jaarverslag van de penningmeester, tezamen met het rapport van de jaarlijks in te stellen en uit twee leden van de Raad bestaande kascommissie.

        4. Uitnodigingen en agenda's voor de vergaderingen van de Raad worden tijdig aan de leden toegezonden.

        5. Bij stemmingen brengt ieder aanwezig lid één stem uit. Stemmingen over personen die lid van de Raad zijn geschieden schriftelijk.

        Alle andere stemmingen geschieden mondeling, tenzij één van de leden schriftelijke stemming verlangt.

        6. Besluiten over zaken worden met een gewone meerderheid, zijnde de helft plus een, van de geldig uitgebrachte stemmen genomen.

        Besluiten over benoeming of ontslag van personen worden genomen met twee-derde meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen. Indien bij de stemming over een benoeming geen van de kandidaten de volstrekte meerderheid van stemmen behaalt, vindt herstemming plaats tussen de twee kandidaten die bij de eerste stemming de meeste stemmen behaalden. Bij staking van stemmen beslist het lot.

          Artikel 7.

          Alle besluiten van de Raad worden rechtstreeks en op zo kort mogelijke termijn aan de bestuursorganen van de aangesloten kerken en geloofsgemeenschappen meegedeeld, voorzien van een toelichting.

          Besluiten over internorganisatorische zaken kunnen terstond door de Raad en het bestuur worden uitgevoerd.

          Daar waar uitgangspunten en doelstellingen van de Raad in het geding zijn, worden besluiten geacht de instemming van de bestuursorganen te hebben wanneer niet binnen twee maanden na bekendmaking schriftelijk bezwaren zijn ingediend.

          Artikel 8.

          1. Een gezamenlijke vergadering van de Raad met de bestuurscolleges van de leden wordt belegd op verzoek van de Raad ten minste twee van de leden.
          2. In het laatstgenoemde geval wordt een verzoek hiertoe schriftelijk ingediend, met opgave van te behan delen onderwerpen; de Raad is verplicht de gevraagde vergadering binnen twee maanden te beleggen. 
          3. In de vergaderingen van de Raad kunnen slechts besluiten genomen over op de agenda voorkomende voorstellen. Bij stemmingen gelden de bepalingen van artikel 6, lid 5 en 6.

            Taken en deeltaken.

            Artikel 9.

            1. Voor het uitvoeren van deeltaken kan de Raad werkgroepen benoemen, met een tijdelijke dan wel blijvende opdracht. Ook kan de Raad elders reeds opgerichte groepen als werkgroepen erkennen.

            2. De Raad formuleert de taken van de werkgroepen en stelt de bestaansduur vast.

            3. De werkgroepen staan ten dienste van hetzij de Raad als geheel, hetzij van die kerken en geloofsgemeenschappen die, binnen het terrein van de werkgroepen, gezamenlijke activiteiten ondernemen.

            4. Werkgroepen brengen jaarlijks vóór 15 februari schriftelijk verslag uit van hun activiteiten in het voorgaande jaar, en presenteren hun beleidsvoornemens voor het nieuwe jaar.

            5. Ter opneming in de begroting van de Raad dienen de werkgroepen jaarlijks vóór 1 april bij de penningmeester een begroting van uitgaven en een dekkingsplan in voor het komende werkbaar.

              Artikel 10.

              1. De Raad onderneemt geen activiteiten die een aanmerkelijke juridische en/of financiële verplichting ten aanzien van derden met zich meebrengen.

              2. De Raad bevordert dat dergelijke verplichtingen worden ondergebracht bij een bestaande of op te richten rechtspersoon.

                De financiën.

                Artikel 11.

                1. De inkomsten van de Raad bestaan uit:

                a. bijdragen van de leden;

                b. collecten, giften en legaten.

                  2. In een vóór de zomervakantie te houden vergadering bepaalt de Raad, op basis van een door de penningmeester voorgelegd voorstel, de bijdragen die voor het volgende jaar door de leden verschuldigd zijn.

                  3. De aldus vastgestelde bedragen worden vóór 1 september aan de bestuursorganen van de leden meegedeeld, vergezeld van een toelichting.

                    Wijziging van de statuten en ontbinding van de vereniging.

                    Artikel 12.

                    1. Een voorstel tot wijziging van de statuten kan door zowel de Raad als door een van de leden worden geformuleerd.

                    2. Op grond van de gegeven motiveringen en voorstellen neemt de Raad een voorbereidingsbesluit. Een dergelijk besluit kan slechts worden genomen in een vergadering waar ten minste 3/4 van de leden vertegenwoordigd is, en het besluit vereist een 2/3 meerderheid van de uitgebrachte stemmen.

                    Indien de vereiste vertegenwoordiging niet aanwezig is wordt, tenminste veertien dagen later, een nieuwe vergadering gehouden; het besluit vereist dan een 2/3 meerderheid, ongeacht het aantal aanwezige afgevaardigde leden.

                    3. Een voorbereidingsbesluit wordt binnen drie weken nadat het is genomen ter kennis gebracht van de bestuursorganen van de leden met het verzoek om vóór een aan te geven datum, welke niet later mag zijn dan vier maanden nadat het voorbereidingsbesluit is verzonden, hun mening kenbaar te maken.

                    4. Minstens tien dagen na het verstrijken van de volgens lid 3 vastgestelde datum neemt de Raad een besluit tot wijziging van de statuten. Artikel 6, leden 5 en 6 is van toepassing.

                    5. Indien dit besluit inhoudelijk afwijkt van het voorbereidingsbesluit, wordt opnieuw de procedure van artikel 12, lid 3 en lid 4 gevolgd.

                    6. De wijziging van de statuten treedt in werking op de dag waarop dit schriftelijk ter kennis wordt gebracht van de bestuursorganen van de leden.

                      Artikel 13.

                      1. De vereniging kan worden ontbonden door een besluit van de Raad.

                        2. Het bepaalde in artikel 12 is van overeenkomstige toepassing.

                        3. Bij ontbinding geschiedt de vereffening door het bestuur of, door de Raad bij het ontbindingsbesluit aangewezen vereffenaars.

                        4. Gedurende de vereffening vertegenwoordigen de vereffenaars, zo die zijn benoemd, gezamenlijk de vereniging in en buiten rechte.

                        5. Het besluit tot ontbinding van de vereniging houdt tevens in welke bestemming zal worden gegeven aan het liquidatiesaldo.

                        6. Wat betreft eventuele subsidiegelden welke deel uitmaken van het liquidatiesaldo, zal overleg worden gepleegd met de subsidieverstrekkers.

                          Copyright © 2024, RvkArnhem